Vlaams Parlementslid
Kruimelpad
Het zorgtraject alcohol
Mijnheer de minister, vandaag kampt ongeveer de helft van de Belgische bevolking met overgewicht. Eén volwassene op de zeven lijdt aan obesitas. Tegelijkertijd neemt het aantal bariatrische ingrepen de voorbije jaren sterk toe. Volgens de recentst beschikbare cijfers had in 2017 reeds een op de honderd Belgen een dergelijke ingreep ondergaan. Een deskundige, voldoende intensieve begeleiding voor en na de ingreep is belangrijk voor de effectiviteit en het succes van de ingreep, aangezien een levenslange aanpassing van de levensstijl noodzakelijk is. Het gewichtsverlies is immers snel zichtbaar bij de patiënt, maar het werk voor de patiënt is dan natuurlijk verre van gedaan. Bovendien vormt de ingreep niet noodzakelijk een oplossing voor alle problemen, denk maar aan onderliggende psychologische aandoeningen. Ook zijn er neveneffecten, die tijdig opgespoord moeten worden. Meer dan eens hebben de patiënten te maken met bijvoorbeeld vitaminetekort. Met andere woorden, multidisciplinariteit is de boodschap. Het aantal bariatrische ingrepen en de pre- en postoperatieve begeleiding verschillen sterk tussen de ziekenhuizen. Wanneer het aantal operaties per centrum te laag is, daalt de kans dat er voldoende expertise in het domein van bariatrie aanwezig is, wat een negatief effect heeft op de betrokkenheid van de patiënt. In 2020 kwam het Federaal Kenniscentrum met een rapport over de organisatie en de financiering van de zorg voor en na die ingreep. Volgens verschillende experts werd er weinig tot niets gedaan met de aanbevelingen uit het rapport van het Federaal Kenniscentrum. Waarom? Zult u daarmee in de toekomst wel nog iets doen? Hoe staat u tegenover een conventie bariatrische chirurgie, waarbij een forfaitair bedrag onder andere een minimumaantal raadplegingen met een psycholoog en diëtist dekt?
Minister Frank Vandenbroucke: Mevrouw Claes, het zijn interessante beschouwingen en vragen. In het kader van het meerjarentraject en van onze doelstelling om meer doelmatige zorg te bieden, zijn er zeven transversale projecten opgestart bij het RIZIV. Een van die projecten betreft obesitas bij kinderen. Daarbij werd eerst een globaal zorgtraject voor obesitas bij kinderen uitgewerkt, dat alle aspecten van de zorg behelst. De leemtes in het zorglandschap werden gedefinieerd en de scope ligt in een eerste fase op het wegwerken van de prangendste leemtes. In het kader daarvan wordt in eerste instantie werk gemaakt van de omkadering en de behandeling van de patiënten en hun familie via pediatrische multidisciplinaire obesitascentra op het tweede zorgniveau. Daarnaast wordt tevens voorzien in een uitbreiding van de diëtetiekverstrekkingen, zowel op het eerste als het tweede niveau. Een duidelijke communicatie tussen de niveaus en de ondersteuning van het eerste niveau maakt daarvan ook deel uit. Een eventuele aanpassing voor de bariatrische heelkunde bij kinderen zal pas in een latere fase aan bod komen. Het is zeker een waardevolle aanbeveling van het KCE om de zorg voor bariatrische chirurgie met een forfaitair bedrag te financieren voor alle pre- en postoperatieve zorg, met uitsluiting van de medische interventies. Dat past zeker binnen appropriate care, maar om een dergelijke conventie uit te werken, is het aangewezen om dat te kaderen in een globaal zorgtraject voor obesitas bij volwassenen. In de toekomst zal hiervan verder werk worden gemaakt. Nu geef ik de prioriteit aan het uitwerken van het zorgtraject voor obesitas bij kinderen. We kunnen hieruit ongetwijfeld relevante ervaringen uit puren, die we in de volgende stap ook kunnen gebruiken bij volwassenen.
Mieke Claes (N-VA): Mijnheer de minister, dank u. Uw korte antwoord stelt mij redelijk teleur. Ik denk dat het probleem al lang bekend is. Als men met patiënten in verschillende hoeken van het land spreekt hoort men heel wat onrustwekkende verhalen en er moet dus dringend iets gebeuren aan de situatie. Het rapport van het KCE ligt al sinds 2020 op tafel. Daarin worden duidelijke oplossingen naar voren geschoven. Het is heel jammer dat daarmee nog niets is gedaan. Het zorgtraject voor kinderen is zeer belangrijk, maar hoeveel jaar zullen we nog wachten tot er iets voor volwassenen wordt gedaan? Ik vind dat zeer jammer. Ik hoop dat u het dossier nader bekijkt en meer spoed zet achter een oplossing.
Minister Frank Vandenbroucke: Ik heb een algemene bedenking, die geldt voor veel discussies, ook met andere leden. U zou eens in mijn stoel moeten zitten om de volgende vaststelling te maken. Ik moet al zo hard duwen om de zeven transversale projecten te laten vooruitgaan. Daarmee gaat heel veel overleg gepaard. Uw fractie vraagt altijd overleg en terecht, maar dat gaat dus niet snel vooruit. Ik luister goed naar wat u zegt, maar als ik nu aan het RIZIV vraag om dat er ook nog eens bij te nemen, dan is dat gewoon te veel. Er zit echt een limiet op wat er met een administratie gerealiseerd kan worden, zeker als men al het overleg dat daartoe tot stand gebracht moet worden tot een goed einde moet brengen. Dat speelt een beetje mee in mijn keuze van prioriteiten. Daar mag u kritisch op reageren of teleurgesteld over zijn, wat uw rol is. Soms moet ik ook mezelf waarschuwen dat er een toch enige limiet staat op wat ik aan mijn administraties en de hele overlegstructuur kan vragen.
Mieke Claes (N-VA): Mijnheer de minister, dat begrijp ik natuurlijk. Ik snap dat een zorgtraject er niet van vandaag op morgen kan komen. Een algemeen afsprakenkader, een van de opgelijste aanbevelingen, kan wel al helpen. Daarmee kan de overheid al een bepaalde richting aangeven om de patiënt beter te beschermen; het zorgtraject hoeft dan morgen nog niet te zijn uitgewerkt.