Vlaams Parlementslid
Kruimelpad
De strijd tegen obesitas
Mevrouw de voorzitster, mijnheer de minister, in België heeft, zoals wij weten, een volwassene op twee overgewicht en een op zeven lijdt aan obesitas. Ook onder kinderen en adolescenten zijn de cijfers spijtig genoeg enorm verontrustend. In mijn hoedanigheid van diëtiste baart mij dat enorm zorgen. Obesitas kan tot problemen leiden, zowel op medisch, sociaal als psychologisch vlak. Dat weten wij. Volgens experts is het ook nodig om voor een meer globale aanpak te gaan, indien wij het tij effectief willen keren. Dat is in eerste instantie uiteraard in het belang van het welzijn van de patiënt, maar het kan bovendien ook tal van positieve effecten hebben op de maatschappij. Denken wij maar aan de werkzaamheidsgraad of aan de kosten voor de gezondheidszorg. Voorbije zaterdag was het de Wereld Obesitas Dag. U was ook aanwezig op een symposium dat over obesitas ging. Wij hebben er naar tal van experten van het werkveld geluisterd. Mijnheer de minister, ik vraag mij echter af of u wel goed hebt geluisterd. U deed er uw strijdplan voor kinderen met obesitas uit de doeken. Wij weten dat u tien miljoen euro opzijzet voor een zorgtraject. Dat is heel positief. Ik onderstreep dat zeker. Ik blijf echter ook de globale aanpak missen en zie een aantal pijnpunten in uw aanpak. Bijvoorbeeld, wat doet u met volwassenen? Vandaag vallen zij immers grotendeels uit de boot. Bovendien blijven wij ook wachten op uw voedingsplan. Wij hebben er al veel over gehoord, maar tot op vandaag zien wij er weinig van. Wij merkten deze week dat zelfs een eigen coalitiepartner u momenteel vraagt een tandje bij te steken. Ten slotte, vandaag ontbreekt ook een duidelijk kader voor patiënten die een vermageringsingreep ondergaan, hoewel wij weten dat er al jaren adviezen van het Kenniscentrum op de plank liggen, wat bijzonder jammer is. Daarom heb ik, samengevat, slechts één vraag voor u. Mijnheer de minister, wat zal u tijdens de huidige legislatuur doen, om het tij te keren?
Minister Frank Vandenbroucke: Ik ben het helemaal met u eens dat dit een bijzonder belangrijk probleem is. We hebben dat zaterdag gehoord en vastgesteld. We moeten inderdaad een globale aanpak hebben. Om te beginnen wil ik dat er deze legislatuur eindelijk een interfederaal voedingsplan komt waar de federale overheid en de deelstaten samen hun schouders onder zullen zetten. Daarop wachten we al zeer lang en ik wil ervoor zorgen dat het er eindelijk komt. Dat voedingsplan moet onder meer ook inzetten op de aanpak van publiciteit voor voeding met te veel zout, suiker en vet, met name voor kinderen. Overigens heeft de voedingssector al geluisterd naar Benjamin Dalle, de Vlaams minister die daar erg bekommerd om is, en mijzelf door zelf al een tandje bij te steken door reclame voor ongezonde voeding weg te houden van kinderen en jongeren tot en met 16 jaar. Ik ben al zeer blij dat ze dit willen doen. Daarnaast moet dat actieplan nog heel wat andere punten bevatten. Dat plan moet en zal er komen, maar dat vereist veel overleg, ook met de deelstaten. Ik denk dat we inderdaad ook moeten zorgen voor mensen die aan zwaarlijvigheid lijden. Ik zal dus eerst inzetten op een zorgtraject voor kinderen en jongeren, omdat veel van deze ellende uiteindelijk op jonge leeftijd begint. We zullen daar 10 miljoen euro voor uittrekken. Daardoor zullen we de problemen veel sneller en beter kunnen opsporen en de juiste zorg op het gepaste niveau aanbieden voor die kinderen, met onder meer dieetadvies, dat zal worden terugbetaald. Dat is ook één van de redenen waarom we daar 10 miljoen euro voor uittrekken. Ik heb zaterdag ook uitgelegd waarom we deze investering in de eerste plaats voor kinderen doen en niet meteen een zorgpad voor volwassenen uitbouwen. Ik denk dat we stap voor stap moeten werken in een domein waarin de voorbije jaren te weinig is gebeurd.
Mieke Claes (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor het antwoord. Het zal u niet verrassen dat ik een beetje op mijn honger blijf zitten. Ik hoor telkens hetzelfde riedeltje. De cijfers gaan de dramatische kant uit. Ik merk nergens een sense of urgency, wat bijzonder jammer is. Ik begrijp dat er prioriteiten moeten worden gesteld. Ik begrijp dat u dan naar kinderen kijkt. Dat mag echter niet beletten dat er verdere stappen worden gezet. Dit probleem is immers al langer gekend. Er is in het verleden te weinig aan gedaan, zoals u zelf ook zegt. Kortom, het is vijf voor twaalf. U zegt vaak dat u bezorgd bent over deze problematiek, maar ik blijf erbij dat ik die ambitie in uw plannen niet terugvind. De zorg staat al enorm onder druk, vooral de laatste jaren. Het is hoog tijd om het tij te keren.