Vlaams Parlementslid
Kruimelpad
De CPAPconventie
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, patiënten met slaapapneu worden afhankelijk van de ernst van de aandoening opgenomen in de CPAP-conventie. Die conventie liep af in juni 2021, maar werd tot op heden om de zes maanden verlengd, aangezien er geen overeenstemming kan worden bereikt over een nieuwe conventie tussen de ziekenhuisfondsen en ziekenhuisspecialisten binnen het RIZIV. Een heikel punt daarbinnen is de beslissing om de opzet en installatie van apparaten voor slaapapneu eventueel uit te besteden aan private bedrijven. Ziekenhuisspecialisten, enerzijds, vinden dat geen goed idee en vrezen dat de kwaliteit van de dienstverlening zo in gevaar wordt gebracht. De sectorfederatie van medische technologiebedrijven, anderzijds, geeft dan weer aan dat zoiets wel perfect veilig kan, zolang het zwaartepunt maar bij de ziekenhuisarts ligt. Mijnheer de minister, kunt u een stand van zaken geven over de aankomende hervorming van de CPAP-conventie? Wanneer verwacht u dat de nieuwe conventie in werking zal treden? Hoe staat u tegenover de inschakeling van private bedrijven voor het opzetten en installeren van dergelijke apparatuur thuis, zodat de patiënt minder naar het ziekenhuis hoeft te komen?
Minister Frank Vandenbroucke: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Claes, in het RIZIV wordt op dit moment inderdaad gewerkt aan een herziening van de huidige reglementering inzake de diagnose en behandeling van het slaapapneusyndroom. De reden is te vinden in het KCE-rapport 330, dat in 2020 gepubliceerd werd, over de organisatie van de diagnose en de behandeling van obstructieve slaapapneu. Het KCE formuleerde een hele reeks kritische observaties en ook aanbevelingen. Het College van artsen-directeurs binnen het RIZIV is op die basis aan de slag gegaan, organiseerde overleg met allerlei betrokkenen en heeft ook een discussienota opgesteld. Het doel van de hervorming is op de eerste plaats de uitrol van een betere zorgorganisatie, conform de aanbevelingen van het KCE, ook in het belang van de patiënt. De haalbaarheid van die hervorming voor de huisartsen is een van de discussiepunten. De wetenschappelijke verenigingen van huisartsen hebben in hun overleg met het College van artsen-directeurs een aantal positieve signalen gegeven, maar u weet ongetwijfeld dat er ook heel wat kritische bedenkingen bij het voorstel zijn vanwege gespecialiseerde pneumologen. Dat debat loopt dus nog. Dat is ook de reden waarom wij nog niet aan een nieuw schema toe zijn. U stelt de vraag naar de inschakeling van privébedrijven voor het opzetten en installeren van de apparatuur in de thuisomgeving. Daarvoor zijn al wettelijke stappen gezet, maar het werk is inderdaad niet af. Via de wet van 18 december 2016 houdende diverse bepalingen inzake gezondheid werden nieuwe bepalingen ingeschreven in de wet van 15 december 2013 met betrekking tot medische hulpmiddelen. Krachtens die bepalingen moeten de betrokken ondernemingen een systeem van autocontrole gebruiken en kan het FAGG gidsen goedkeuren die daartoe moeten worden gebruikt. Via de koninklijke besluiten van 30 oktober 2018 en 10 oktober 2021 is dat wettelijke kader ondertussen nader geconcretiseerd. Er zijn echter nog bijkomende stappen nodig. Het is onder meer nodig om voor bepaalde aandoeningen die worden behandeld met medische hulpmiddelen die door de bedrijven bij de patiënten thuis worden geïnstalleerd en onderhouden, effectief specifieke gidsen voor autocontrole uit te werken. Die gidsen, die door het FAGG moeten worden goedgekeurd, kunnen dan door de betrokken bedrijven worden toegepast bij het werken met een systeem van autocontrole. Momenteel wordt door het FAGG prioritair gewerkt aan een gids voor slaapapneu. Daarna kan het gebruik van die gids en de registratie van de betrokken bedrijven ook nog via koninklijke besluiten worden opgelegd. Wanneer het wettelijke kader volledig rond is, zullen ondernemingen die in dat domein actief zijn effectief een officiële rol kunnen vervullen in de behandeling van slaapapneu, met de nodige waarborgen voor de kwaliteit van hun acties. Hoe de rol van de gespecialiseerde ondernemingen in de toekomstige RIZIV-reglementering zal worden ingepast, is op dit ogenblik nog niet helemaal duidelijk. Zoals reeds vermeld, moet nog een concept voor de toekomstige RIZIV-reglementering worden uitgewerkt dat rekening houdt met de diverse opmerkingen die zijn gemaakt op de discussienota van het College van artsen-directeurs.
Mieke Claes (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoorden. Het is dus nog niet duidelijk wanneer het dossier zal landen? Er is nog geen duidelijke timing?
Minister Frank Vandenbroucke: Neen.
Mieke Claes (N-VA): Mijnheer de minister, het doel is uiteraard een betere zorg te kunnen uitrollen. Wij hebben ook de bezorgdheid over de patiënten, die wij allemaal delen. De behandeling van de patiënt mag niet aan kwaliteit inboeten. De werklast voor de huisarts is ook een bezorgdheid voor ons. Wij sluiten zeker de samenwerking met de medische technologiebedrijven niet uit. Het zwaartepunt moet echter nog altijd bij de specialist liggen. Wij hopen dus dat het debat ten gronde wordt gevoerd en dat wordt geluisterd naar alle partijen rond de tafel.